Actiepotentiaal

Versie door Ivos (overleg | bijdragen) op 8 jul 2017 om 08:55
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Een individuele hartcel spant zich aan wanneer er calciumionen naar binnen stromen. Maar deze calciumionen moeten ook weer naar buiten, anders zou de cel aangespannen blijven. Iedere hartslag opnieuw worden er ionen naar binnen gelaten en weer naar buiten gepompt door ion-kanalen op de hartspiercel.

Dit proces wordt in gang gezet door een doorgegeven, elektrisch signaal van de naburige cellen. Als reactie hierop, depolariseert de hartcel. Hierbij maakt hij ook zelf een elektrisch signaal, de actiepotentiaal.

Deze actiepotentiaal bestaat uit een aantal fasen;

  • Fase 4: ook wel de rustfase. Het membraanpotentiaal: -90 mV
  • Fase 0: snelle natriumkanalen worden geopend en natrium stroomt de cel in (depolarisatie). Dit zorgt voor de snelle upstroke.
  • Fase 1: kalium stroomt de cel uit (efflux) wat ervoor zorgt dat het membraanpotentiaal zichzelf herstelt naar 0 mV.
  • Fase 2: ook wel de plateaufase. Deze fase wordt gekenmerkt door kalium-efflux (de cel uit) en calcium-influx (de cel in).
  • Fase 3: de kalium-efflux overschrijdt de calcium-influx. De membraanpotentiaal herstelt zich weer tot -90 mV (repolarisatie).
De actiepotentiaal van een cardiomyocyt kent verschillende fasen en bijbehorende ionstromen.

Doordat aan elkaar grenzende hartspiercellen depolariseren, ontstaat er een soort domino-effect in de vorm van een depolarisatiegolf. Deze depolarisatiegolf wordt geregistreerd op het ecg.