Grondbeginselen

Inleiding

Het doel van deze cursus is om het normale ECG te kennen en eventuele afwijkingen te kunnen plaatsen. Hiervoor is het nodig te begrijpen wat een ECG is en hoe het ontstaat.

Hoe begin ik met het lezen van een ECG?

Klik op onderstaande ECG om een vergroting te zien. Waar moet je allemaal op letten bij het bekijen van een ECG?

  • linksboven staan de patientengegevens, naam, geslacht, geboortedatum
  • rechts daarvan staan onder elkaar de hartfrequentie, de geleidingstijden (PQ,QRS,QT/QTc), en de hartas (P top as, QRS as en T top as)
  • weer verder naar rechts staat de interpretatie van het ECG (dit staat er bij een 'vers' ECG vaak niet op, maar later wordt de interpretatie van de cardioloog of computer erbij gezet)
  • linksonder staat de 'snelheid van het papier' (25 mm/s), de gevoeligheid (10mm/mV) en de frequentie van het filter (40Hz, filtert storingen van bijvoorbeeld TL verlichting weg)
  • als laatste staat er nog een ijk op het ECG, aan het begin van iedere afleiding staat een verticaal blokje uitgeschreven dat aangeeft hoe groot de uitslag van 1mV is. Als dit dus niet de ingestelde 10mm uitslag geeft, is er iets mis met het apparaat.
 
Een voorbeeld van een normaal ECG


Overigens verschilt de lay-out van apparaat tot apparaat, maar meestal zijn bovenstaande gegevens wel ergens te vinden.

Wat registreert het ECG?

Een electrocardiogram is een registratie van de electrische activiteit van het hart. Hartspiercellen trekken samen (contraheren) zodra zij een electrische impuls krijgen. In rust is de buitenste membraam van de cel negatief geladen. Tijdens de depolarisatie, wordt de membraam positiever geladen door instroom van natrium en calciumionen de harstpiercel in. Dit signaal wordt electrisch geneutraliseerd door een kalium efflux (de cel uit).

Een Actiepotentiaal

Een elektrisch signaal (actiepotentiaal) bestaat uit een aantal fasen;

  • Fase 4, ook wel de rustfase.

Het membraanpotentiaal; 90mV

  • Fase 0

Natrium kanalen worden geopend en stroomt natrium de cel in (depolarisatie). Dit zorgt voor de snelle upstroke.

  • Fase 1

De kaliumstroom de cel uit (efflux) zorgt ervoor dat het membraanpotentiaal zich herstelt naar 0mV

  • Fase 2, ook wel de plateaufase

Deze fase wordt gekenmerkt door kalium efflux en calicium influx (de cel in).

  • Fase 3

De kalium efflux overschrijdt de calcium influx. De membraanpotentiaal herstelt zich weer tot 90mV (repolarisatie).

Een actiepotentiaal afgeleid aan 1 hartspiercel ziet er daardoor als volgt uit:

 

 

Doordat aan elkaar grenzende hartspiercellen depolariseren, ontstaat er een soort domino-effect in de vorm van een depolarisatiegolf. Deze depolarisatiegolf wordt geregistreerd op het ECG.

Als een depolarisatiegolf zich in de richting van een huidelectrode beweegt, onstaat een positieve uitslag (uitslag naar boven gericht)

 

De electrische ontlading van het hart

In de sinusknoop (SA node) zitten pacemakercellen die de hartfrequentie bepalen.

Eerst depolariseren en contraheren de boezems (atria), daarna de hartkamers (ventrikels) Het electrische signaal tussen de boezems en hartkamers loopt van de SA knoop, via de atria, naar de AV-knoop (atrioventriculaire overgang) naar de bundel van His en vervolgens naar de linker en rechter bundeltak, die uiteindelijk uitmonden in een fijnvertakt netwerk van Purkinjevezels.

 

De verschillende golven van het ECG

De P top onstaat door depolarisatie van de atria.

Het QRS complex is een middeling van de depolarisatiegolven van de endomyocardiale (binnenste) en epicardiale (buitenste) spiercellen. Of te wel de depolarisatie van de venrtrikels. Doordat de endomyocardiale cellen net iets eerder depolariseren dan de epicardiale spiercellen, ontstaat het typische QRS patroon.

 

De T golf ontstaat door repolarisatie van de ventrikelcellen. Tijdens de T golf is er geen spieractiviteit (het hart staat stil).

Zie ook deze animatie van de hartcyclus

De ECG electrodes

Het electrocardiogram ontstaat door de electrische activiteit te registreren met electrodes die op verschillende plaatsen op het lichaam zijn bevestigd. In totaal worden 12 afleidngen berekend met behulp van 10 electrodes.

De 10 electrodes zijn:

  • de extremiteitselectrodes:
    • LA - linker arm
    • RA - rechter arm
    • N - neutraal, op het rechter been (= electrisch aarde of nulpunt ten opzichte waarvan de electrische spanning wordt gemeten)
    • F - voet, op het linker been (feet)

Het maakt niet uit of de electrodes proximaal of distaal op de extremiteiten worden geplakt. Wel mag dit liever niet afgewisseld worden (bv. een electrode op de linker schouder en een op de rechter pols)

  • de borstelectrodes:
    • V1 - geplaatst in de 4e intercostaalruimte rechts van het borstbeen
    • V2 - geplaatst in de 4e intercostaalruimte links van het borstbeen
    • V3 - geplaatst halverwege tussen V2 en V4
    • V4 - geplaatst in de 5e intercostaalruimte in de tepellijn
    • V5 - geplaatst halverwege tussen V4 en V6
    • V6 - geplaatst in de axillairlijn op dezelfde hoogte als V4


 
klik op de afbeelding voor een vergroting