Myocardoschemie

Ischemie wordt gekenmerkt door reversibele veranderingen. De belangrijkste zijn de veranderingen in de T-top als mede het ST-segment.

- Ischemie van de binnnenlagen (subendocardiaal) van het hart leidt tot positieve, symmetrische T-toppen en een verlengde QT-tijd (toename repolarisatie). Dit kan worden beschouwd als een vroege manifestatie van ischemie en wordt m.n. gezien kort na afsluiting van een coronair arterie.

- Negatieve T-toppen worden bij transmurale ischemie geregistreerd. Deze verandering kan worden gezien als een late manifestatie van ischemie. Men ziet deze verandering dan ook uren na een episode van pijn op de borst.

Myocardinfarct

Een myocardinfarct (MI) is meestal het gevolg van plaque-ruptuur. Hierbij ontstaat er een barst in het oppervlak van een atherosclerotische plaque. Het bloed ziet dit als een beschadiging van de vaatwand en er ontstaat een stolsel. Hierdoor wordt een kransslagader afgesloten waardoor er onvoldoende of geen bloedtoevoer meer is naar het stroomafwaarts geleden deel van het hart. Dit krijgt daardoor te weinig aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen: er ontstaat ischemie ofwel 'zuurstofgebrek'.

Er zijn meerdere aanwijzingen op het ECG die kunnen wijzen op ischemie:

  1. T-top inversie (omkering) --> ischemie (nog niet per see schade)
  2. ST-depressie --> non Q (transmuraal)-wave MI (meestal kleiner infarct)
  3. ST-elevatie --> acuut infarct (vers)/Q (transmuraal)-wave MI (groter infarct met schade)


Een pathologische Q is 1 mm breed of beslaat 1/3 van de totale hoogte van het QRS-complex. Deze zijn vast te stellen in alle afleidingen behalve AVF. (NB transmuraal omvat de gehele dikte van de wand, non transmuraal is subendocardiaal en omvat niet de gehele wand)

Stel geen diagnose hartinfarct aan de hand van het ECG als er een linker-bundeltakblok is. Bij een linker-bundeltakblok wordt de linkerkamer laat geactiveerd, waardoor het eerste deel van het QRS-complex alleen de rechter-kameractiviteit laat zien. Infarct-Q's van de linker kamer zijn daardoor niet te zien. Bij een rechter-bundeltakblok kan op het ECG wel worden gezocht naar tekenen van infarcering. Het begin van het ECG waar de Q zit, is immers normaal.

Infarctlokalisatie

Met het ECG kan men vaststellen of er een kransslagader vernauwd is en dus waar de bloedtoevoer verminderd is. Dit is van belang omdat de gevolgen van bijvoorbeeld een voorwandinfarct en een onderwandinfarct verschillen: de voorwand levert de belangrijkste bijdrage aan de pompfunctie en uitval zal dus lijden tot een bloeddrukdaling en hartslagversnelling en op de lange termijn tot hartfalen. Een onderwandinfarct gaat vaak gepaard met een polsvertraging doordat de sinusknooparterie te weinig doorbloed wordt, op de lange termijn is het effect op de conditie minder groot omdat de bijdrage van de onderwand aan de pompfunctie minder is. De meeste MI zijn in de linker ventrikel gelokaliseerd.

Het hart wordt door de rechter en linker coronair vaten voorzien van zuurstof en nutrienten. Het linker coronairvat (de hoofdstam) splits zich in de LAD (left anterior descending artery). Deze geeft vervolgens de ramus circumflexus (RCX) af. De rechter coronair arterie (RCA) geeft de ramus descendens posterior (RDP) af (rechts dominant hart). Het is ook mogelijk dat de ramus descendens posterior door de arteria circumflexa wordt gevoed. Dit noemt men een links dominant hart.


  • voorwand:

Omvat het voorste (anterior) deel van het hart en een deel van het kamerseptum. Het ECG registreerd hierbij ST-elevaties en Q's. Wordt door de LAD van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in de precordiale afleidingen V2 t/m V4V5

ST-elevatie in afleidingen V1-V6, I an aVL
  • septaal:

Omvat het kamerseptum. Deze wordt door de LAD van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in V1 en V2 met afwezige septum-Q in V5 en V6
  • lateraal:

Omvat de laterale zijde van de linkerkamer (linker zijkant van het hart). Deze wordt door de RCX bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in I, aVL en V6/pre>
*onderwand: 

Dit deel (inferior) rust op het diafragma en wordt door de RCA van bloed voorzien.
ECG-kenmerken:
<pre>pathologische Q in II, III en aVF
  • achterwand:

Hierbij worden hoge R-toppen en ST-depressies in V1 en V2 geregistreerd. De achetrwand (posterior) wordt door de RCA van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

R in V1 > S in V1; R in V1 >0,04 sec; positieve T in V1-V3
 
anteriorinfarcten
 
posteriorinfarcten

















  • rechter ventrikel:

Wordt gezien bij een proximale afsluiting van RCA.

 ST-elevatie >1 mm mn in afleiding V4