Boezeminfarct

Dit is onderdeel van het hoofdstuk: Ischemie

In ongeveer 10% van de infarctpatiënten zijn er aanwijzingen voor een atriaal infarct. Een atriaal infarct kan zich uiten in atriale ritmestoornissen: boezemfibrilleren / boezemritme. Omdat de atria hemodynamisch van ondergeschikt belangrijk zijn, zijn de consequenties van een atriaal infarct meestal beperkt (en daardoor wordt het ook meestal over het hoofd gezien).

Op het ecg uit een atriaal infarct zich dus door een ritmeverandering en/of verandering van het PTa-segment (soms PTA(P T Atriaal)-segment genoemd of PR- of PQ- of PTp(P T van P-golf)-segment)[1]. Dit is het stukje tussen de P-top en de Q (NB in Angelsaksische literatuur wordt dus PR-segment gezegd, maar dit reikt tot aan de Q en niet tot aan de R). Zoals het ST-segment een infarct aangeeft in de ventrikel, geeft het PTa-segment een infarct aan van de boezems.

Diagnostische criteria voor een atriaal infarct [2]:

  • PTa-elevatie > 0,5 mm in V5 en V6 met reciproke depressie in V1 en V2
  • PTa-elevatie > 0,5 mm in I en depressie in II en III
  • PTa-depressie > 1,5 mm in precordiale afleidingen
  • PTa-depressie > 1,2 mm in I, II of III in combinatie met atriale aritmieën

Er zijn meerdere diagnostische criteria in omloop en dit is een voorbeeld. Een belangrijke differentiaaldiagnose van PTa-segment-elevatie of -depressie is pericarditis.