Boezemflutter

Dit is onderdeel van het hoofdstuk: Supraventriculaire ritmestoornissen
Atriumflutter
Rhythm atrial flutter1.png
Atriale frequentie 250-350 /min
Ventriculaire frequentie 75-150/min (3:1 of 2:1 blok)
Regelmaat regelmatig (soms wisselend blok)
Oorsprong ritme atria (SVT)
P-top negatieve zaagtand in afleiding II
Effect van adenosine tijdelijke verminderde geleiding (bv 4:1)
Voorbeeld-ecg: De pijltjes geven de fluttergolven aan. Er is hier dus sprake van een wisselend 2:1 en 3:1 blok. Aflutr ecg.jpg

Een boezemflutter is een vorm van een supraventriculaire ritmestoornis. Boezemflutter gaat vaak gepaard met een snelle ventrikelrespons en dus tachycardie. Bij een boezemflutter is er sprake van een re-entry circuit in de boezems en wordt daarom ook wel een atriale macro-re-entry tachycardie genoemd. Een boezemflutter wordt meestal geiïnitieerd door een boezemextrasystole. Het re-entry circuit volt meestal een en hetzelfde pad. Daardoor is boezemflutter een relatief stabiel hartritme, maar het kan ook overgaan in boezemfibrilleren.

Op het ECG is boezemflutter te herkennen aan een snelle zaagtand, die met name in afleiding II en V1 goed te zien is. De vorm van de zaagtand is afhankelijk van het circuit van de fluttergolf door de atria.

Boezemflutters worden ingedeeld in twee categoriën:

  • De typische vorm, of type I. Type I flutters worden verder onderverdeeld in:
    • counterclockwise boezemflutter
    • clockwise boezemflutter
  • De atpische vorm, of type II.

De type I flutter, ookwel typische flutter of common type flutter genoemd, heeft een atriale frequentie van 240 tot 350 slagen / min. Deze frequentie kan vertragen tot ongeveer 200 slagen / min bij gebruik van antiaritmetica zoals amiodarone en flecaïnide.

Het re-entry pad draait een cirkel in het rechter atrium. Het pad loopt via de isthmus (het gebied tussen de vena cava inferior en de tricuspidalisklep) en draait een cirkel rond de tricuspidalisannulus. Er zijn twee varianten van de type I flutter:

  • De counterclockwise boezemflutter is de meest voorkomende vorm. Het pad draait een cirkel rond de tricuspidalisannulus tegen de klok in (de klokrichting wordt bepaald, kijkend vanaf het voeteneinde van de patient). Hierbij zijn de fluttergolven negatief in II, III en AVF.
  • Bij de minder vaak voorkomende clockwise boezemflutter is de fluttergolf positief in II, III en AVF. Het pad draait een cirkel rond de tricuspidalisannulus met de klok mee.

Bij een type II flutter volgt het flutterpad een alternatieve route. De flutter is meestal sneller, zo'n 340-430 slagen / min. Er zijn diverse alternatieve routes beschreven. Enkele voorbeelden zijn:

  • een circuit rond de mitralisklep in het rechter atrium
  • rond een chirurgisch litteken na een open hart-operatie
  • rond een litteken van een eerdere ablatie in de atria
  • complexe circuits, bijvoorbeeld een acht-vormig circuit door het rechter en linker atrium.

Aangezien de AV knoop de hoge atriale frequentie niet kan doorgeleiden, is er sprake van partiële geleiding van het boezemsignaal. Het boezemsignaal wordt 1:1, 2:1, 3:1 of 4:1 voorgeleid naar de ventrikels, resulterend in een hartfrequentie van 300 (zeldzaam), 150, 100 of 75/min. Vaak is er sprake van een wisselend blok van de AV knoop en daardoor bijvoorbeeld dan weer een 2:1, of 3:1 geleiding.

Voorbeelden