ICD: verschil tussen versies

Uit ECGpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(20 tussenliggende versies door 9 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[Image:ICD.png|thumb|Een ICD met een draad in de rechter boezem en een draad in het de rechter ventrikel]]
[[Image:ICD.png|thumb|Een tweekamer-ICD met een draad in de rechterboezem en een draad in het de rechterventrikel]]
[[Image:Picture_ICD.jpg|thumb|Een ICD]]
[[Image:Picture_ICD.jpg|thumb|Een ICD]]
[[Image:ICD_wound.jpg|thumb|Een ICD wordt meestal subcutaan geïmplanteerd]]
[[Image:ICD_wound.jpg|thumb|Een ICD wordt meestal subcutaan geïmplanteerd]]
[[Image:ICD_readout.jpg|thumb|De informatie uit de ICD kan draadloos uitgelezen worden met een ICD-programmer. De ICD slaat onder anderen informatie op over het aantal afgegeven shocks en de resterende levensduur van de batterij.]]
[[Image:ICD_readout.jpg|thumb|De informatie uit de ICD kan draadloos uitgelezen worden met een ICD-programmer. De ICD slaat onder andere informatie op over het aantal afgegeven schokken en de resterende levensduur van de batterij.]]
Een ICD (Inwendige Cardioverter-Defibrillator) is een implanteerbaar apparaat dat snelle ritmestoornissen, zoals [[ventrikeltachycardie]] en [[ventrikelfibrilleren]] kan herkennen én behandelen.  
Een ICD (Inwendige Cardioverter-Defibrillator) is een implanteerbaar apparaat dat snelle ritmestoornissen, zoals [[ventrikeltachycardie]] en [[ventrikelfibrilleren]] kan herkennen én behandelen.  


Een ICD heeft over het algemeen een aantal mogelijke reacties op een gedecteerde ritmestoornis:
Een ICD kan levensreddend zijn bij patiënten die een verhoogd risico hebben op plotse hartdood. De belangrijkste risicogroepen zijn patiënten met een doorgemaakt groot hartinfarct met als gevolg een verminderde pompfunctie, patiënten met een sterk verminderde pompfunctie door andere oorzaken en patiënten met een aangeboren sterk verhoogd risico op hartritmestoornissen.
*'''Monitoring''': hierbij wordt het ritme alleen opgeslagen in het geheugen, maar er wordt geen therapie gegeven. Dit kan van belang zijn bij het fine-tunen van de ICD, zodat deze geen onterechte shocks afgeeft.
 
*'''Anti-tachy pacing''': hierbij probeert de ICD een ventrikeltachycardie te beëndigen door te pacen op een frequentie die iets hoger (zo'n 10%) ligt dan de eigen frequentie van de tachycardie.  
Een ICD heeft over het algemeen een aantal mogelijke reacties op een gedetecteerde ritmestoornis:
*'''Shock''': hierbij geeft de ICD een shock om een ritmestoornis te beëndigen. De ICD kan zo ingesteld worden dat de hoeveelheid energie van de opvolgende shocks toenemen als een shock niet succesvol is. Een eerste shock bij een ventrikeltachycardie kan bijvoorbeeld 1-2 Joules zijn. De volgende shock 20 en de daarop volgende shocks met maximale energie (afhankelijk van het apparaat, meestal rond de 35-40 Joules).  
*'''Monitoring''': hierbij wordt het ritme alleen opgeslagen in het geheugen, er wordt geen therapie gegeven. Dit kan van belang zijn bij het finetunen van de ICD, zodat deze geen onterechte schokken afgeeft. Hiervoor kan veelal een aparte zone ingesteld worden zodat een juiste behandeling bij gevaarlijk hoge frequenties gewaarborgd blijft.
*'''Anti-tachypacing''': hierbij probeert de ICD een ventrikeltachycardie te beëindigen door te pacen op een frequentie die iets hoger (zo'n 10%) ligt dan de eigen frequentie van de tachycardie. Dit principe kan ook toegepast worden op het atriale kanaal bij atriale tachycardieën. De instelling hiervan is afhankelijk van hoe de patiënt dit verdraagt.
*'''Schok''': hierbij geeft de ICD een schok om een ritmestoornis te beëindigen. De ICD kan zo ingesteld worden dat de hoeveelheid energie van de opvolgende schokken toeneemt als een schok niet succesvol is. Een eerste schok bij een ventrikeltachycardie kan bijvoorbeeld 1-2 joules zijn. De volgende schok 20 joules (afhankelijk van de gemeten DFT. Meestal gemeten DFT + 10 joules) en de daarop volgende schokken met maximale energie (afhankelijk van het apparaat, meestal rond de 35-40 joules).
 
ICD-schokken kunnen terecht of onterecht zijn:
*Een '''terechte ICD-schok''' is een schok die gegeven wordt om een ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren te beëindigen
*Een '''onterechte ICD-schok''' is een schok die gegeven wordt, zonder dat er sprake is van een ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren. Voorbeelden hiervan zijn: schok door onjuist geïnterpreteerd boezemfibrilleren met snelle volgfrequentie, door elektrische storing van buitenaf, door elektrische storing vanuit een defecte ICD-draad. Ook een ventriculaire tachycardie die in de VF-zone valt en wellicht met anti-tachypacing getermineerd had kunnen worden, kan een onterechte schok teweegbrengen. Hieruit blijkt dat de instelling van een ICD vrij nauw luistert.


ICD shocks kunnen terecht of onterecht zijn:
ICD's zijn er in verschillende varianten:
*Een '''terechte ICD shock''' is een shock die gegeven wordt om een ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren te beëindigen
*'''Eén-kamersysteem''': met 1 draad in de rechterhartkamer. Dit is het eenvoudigste systeem. Voordeel is dat er minder draden geplaatst hoeven worden met navenant minder risico op draadproblemen. Nadeel is dat het beoordelen van de aard van ritmestoornissen lastiger is voor de ICD, omdat het boezemsignaal ontbreekt.
*Een '''onterechte ICD shock''' is een shock die gegeven wordt, zonder dat er sprake is van een ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren. Voorbeelden hiervan zijn: shock door onjuist geïnterpreteerd boezemfibrilleren met snelle volgfrequentie, door elektrische storing van buitenaf, door elektrische storing vanuit een defecte ICD draad.  
*'''Twee-kamersysteem''': met 1 draad in de rechterhartkamer en 1 draad in de rechterboezem.
*'''Biventriculaire ICD''' (CRT-D): met 1 draad in de rechterhartkamer, 1 draad in de rechterboezem (in geval van geaccepteerd boezemfibrilleren, zal deze draad achterwege gelaten worden) en 1 draad in een ader die over de linkerhartkamer loopt (de sinus coronarius), waardoor ook de linkerhartkamer geactiveerd kan worden. Deze ICD's worden toegepast bij patiënten bij wie de linker- en rechterhartkamer niet tegelijk samenknijpen, waardoor er dyssynchronie ontstaat. Dit is met name evident bij een [[linker bundeltakblok|linkerbundeltakblok]]. Door de activatie van linker- en rechterhartkamer te synchroniseren kan de pompkracht van het hart verbeteren. Deze synchronisatie (CRT: cardiac resynchronization therapy) staat los van de therapie bij snelle ritmestoornissen die bij dit type ICD gelijk is aan die van een twee-kamersysteem.
*'''Subcutane ICD''' (SQ-ICD): hierbij zit de draad van de ICD onder de huid en niet in het hart. Deze ICD is niet geschikt voor mensen met symptomatische bradycardie, ventriculaire tachycardieën die door anti-tachypacing (overpacen) getermineerd kunnen worden of een reeds geïmplanteerde pacemaker met unipolaire lead(s). Deze ICD bevat geen pacemakerfuncties.


ICDs zijn er in verschillende varianten:
Bijna alle ICD's hebben ook een pacemakerfunctie. Dat wil zeggen dat ze een te trage hartslag niet zullen accepteren. Vaak staat deze vrij laag, rond de 40/min. afgesteld. Mocht de eigen hartfrequentie hieronder terecht komen, dan grijpt het pacemakercircuit van de ICD in door het hart te pacen. De ICD werkt dan als een pacemaker. Bij een pacemaker afhankelijke drager zal de pacemaker meestal hoger,conform de behoeften worden ingesteld al dan niet in combinatie met een sensor die ook bij inspanning de drager van een passende hartfrequentie kan voorzien.
*'''Eén-kamersysteem''': met 1 draad in de rechter hartkamer. Dit is het eenvoudigste systeem, voordeel is dat er minder draden geplaatst hoeven worden met navenant minder risico op draadproblemen. Nadeel is dat het beoordelen van de aard van ritmestoornissen lastiger is voor de ICD, omdat het boezemsignaal ontbreekt.
Bij de CRT-D (en CRT-P) is het doel een zo hoog mogelijk percentage pacing te bereiken (>97%) om de drager zoveel mogelijk van de resynchronisatie te kunnen laten profiteren.
*'''Twee-kamersysteem''': met 1 draad in de rechter hartkamer en 1 draad in de rechter boezem.  
*'''Biventriculaire ICD''': met 1 draad in de rechter hartkamer, 1 draad in de rechter boezem en 1 draad in een ader die over de linker hartkamer loopt, waardoor ook de linker hartkamer geactiveerd kan worden. Deze ICDs worden toegepast bij patiënten bij wie de linker en rechter hartkamer niet tegelijk samenknijpen, waardoor er dyssynchronie ontstaat. Dit is met name evident bij een [[linker bundeltakblok]]. Door de activatie van linker en rechter hartkamer te synchroniseren kan de pompkracht van het hart verbeteren. Deze synchronisatie staat los van de therapie bij snelle ritmestoornissen die bij dit type ICD gelijk is aan die van een twee-kamersysteem.


Alle ICDs hebben een ''minimum rate''. Dat wil zeggen dat ze een te trage hartslag niet zullen accepteren. Vaak staat deze rond de 40 /min afgesteld. Mocht de eigen hartfrequentie hieronder terecht komen dan grijpt de ICD in door het hart te pacen. De ICD werkt dan als een pacemaker.


Een ICD kan levensreddend zijn bij patiënten die een verhoogd risico hebben op plotse hartdood. De belangrijkste risicogroepen zijn patiënten met een doorgemaakt groot hartinfarct met als gevolg een verminderde pompfunctie, patiënten met een sterk verminderde pompfunctie door andere oorzaken en patiënten met een aangeboren sterk verhoogd risico op hartritmestoornissen.
==Referenties==
==References==
<biblio>
<biblio>
#Hoffa Hoffa M,Ludwig C., Ztschrft Rat Med 1850; 9:107
#Hoffa Hoffa M,Ludwig C., Ztschrft Rat Med 1850; 9:107
Regel 32: Regel 36:
#DiMarco pmid=14602883
#DiMarco pmid=14602883
</biblio>
</biblio>
==Externe Links==
==Externe links==
[http://www.amc.nl/upload/patientenfolder/ICD.pdf Patiënteninformatiefolder ICD dragers AMC]
*[http://www.amc.nl/upload/patientenfolder/ICD.pdf Patiënteninformatiefolder ICD-dragers AMC]*
[http://www.uptodate.com/patients/content/topic.do?topicKey=hrt_dis/7924 patientinformatie ICDs Uptodate]
*[http://www.uptodate.com/patients/content/topic.do?topicKey=hrt_dis/7924 patiëntinformatie ICD's Uptodate]

Huidige versie van 3 jun 2018 om 18:08

Een tweekamer-ICD met een draad in de rechterboezem en een draad in het de rechterventrikel
Een ICD
Een ICD wordt meestal subcutaan geïmplanteerd
De informatie uit de ICD kan draadloos uitgelezen worden met een ICD-programmer. De ICD slaat onder andere informatie op over het aantal afgegeven schokken en de resterende levensduur van de batterij.

Een ICD (Inwendige Cardioverter-Defibrillator) is een implanteerbaar apparaat dat snelle ritmestoornissen, zoals ventrikeltachycardie en ventrikelfibrilleren kan herkennen én behandelen.

Een ICD kan levensreddend zijn bij patiënten die een verhoogd risico hebben op plotse hartdood. De belangrijkste risicogroepen zijn patiënten met een doorgemaakt groot hartinfarct met als gevolg een verminderde pompfunctie, patiënten met een sterk verminderde pompfunctie door andere oorzaken en patiënten met een aangeboren sterk verhoogd risico op hartritmestoornissen.

Een ICD heeft over het algemeen een aantal mogelijke reacties op een gedetecteerde ritmestoornis:

  • Monitoring: hierbij wordt het ritme alleen opgeslagen in het geheugen, er wordt geen therapie gegeven. Dit kan van belang zijn bij het finetunen van de ICD, zodat deze geen onterechte schokken afgeeft. Hiervoor kan veelal een aparte zone ingesteld worden zodat een juiste behandeling bij gevaarlijk hoge frequenties gewaarborgd blijft.
  • Anti-tachypacing: hierbij probeert de ICD een ventrikeltachycardie te beëindigen door te pacen op een frequentie die iets hoger (zo'n 10%) ligt dan de eigen frequentie van de tachycardie. Dit principe kan ook toegepast worden op het atriale kanaal bij atriale tachycardieën. De instelling hiervan is afhankelijk van hoe de patiënt dit verdraagt.
  • Schok: hierbij geeft de ICD een schok om een ritmestoornis te beëindigen. De ICD kan zo ingesteld worden dat de hoeveelheid energie van de opvolgende schokken toeneemt als een schok niet succesvol is. Een eerste schok bij een ventrikeltachycardie kan bijvoorbeeld 1-2 joules zijn. De volgende schok 20 joules (afhankelijk van de gemeten DFT. Meestal gemeten DFT + 10 joules) en de daarop volgende schokken met maximale energie (afhankelijk van het apparaat, meestal rond de 35-40 joules).

ICD-schokken kunnen terecht of onterecht zijn:

  • Een terechte ICD-schok is een schok die gegeven wordt om een ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren te beëindigen
  • Een onterechte ICD-schok is een schok die gegeven wordt, zonder dat er sprake is van een ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren. Voorbeelden hiervan zijn: schok door onjuist geïnterpreteerd boezemfibrilleren met snelle volgfrequentie, door elektrische storing van buitenaf, door elektrische storing vanuit een defecte ICD-draad. Ook een ventriculaire tachycardie die in de VF-zone valt en wellicht met anti-tachypacing getermineerd had kunnen worden, kan een onterechte schok teweegbrengen. Hieruit blijkt dat de instelling van een ICD vrij nauw luistert.

ICD's zijn er in verschillende varianten:

  • Eén-kamersysteem: met 1 draad in de rechterhartkamer. Dit is het eenvoudigste systeem. Voordeel is dat er minder draden geplaatst hoeven worden met navenant minder risico op draadproblemen. Nadeel is dat het beoordelen van de aard van ritmestoornissen lastiger is voor de ICD, omdat het boezemsignaal ontbreekt.
  • Twee-kamersysteem: met 1 draad in de rechterhartkamer en 1 draad in de rechterboezem.
  • Biventriculaire ICD (CRT-D): met 1 draad in de rechterhartkamer, 1 draad in de rechterboezem (in geval van geaccepteerd boezemfibrilleren, zal deze draad achterwege gelaten worden) en 1 draad in een ader die over de linkerhartkamer loopt (de sinus coronarius), waardoor ook de linkerhartkamer geactiveerd kan worden. Deze ICD's worden toegepast bij patiënten bij wie de linker- en rechterhartkamer niet tegelijk samenknijpen, waardoor er dyssynchronie ontstaat. Dit is met name evident bij een linkerbundeltakblok. Door de activatie van linker- en rechterhartkamer te synchroniseren kan de pompkracht van het hart verbeteren. Deze synchronisatie (CRT: cardiac resynchronization therapy) staat los van de therapie bij snelle ritmestoornissen die bij dit type ICD gelijk is aan die van een twee-kamersysteem.
  • Subcutane ICD (SQ-ICD): hierbij zit de draad van de ICD onder de huid en niet in het hart. Deze ICD is niet geschikt voor mensen met symptomatische bradycardie, ventriculaire tachycardieën die door anti-tachypacing (overpacen) getermineerd kunnen worden of een reeds geïmplanteerde pacemaker met unipolaire lead(s). Deze ICD bevat geen pacemakerfuncties.

Bijna alle ICD's hebben ook een pacemakerfunctie. Dat wil zeggen dat ze een te trage hartslag niet zullen accepteren. Vaak staat deze vrij laag, rond de 40/min. afgesteld. Mocht de eigen hartfrequentie hieronder terecht komen, dan grijpt het pacemakercircuit van de ICD in door het hart te pacen. De ICD werkt dan als een pacemaker. Bij een pacemaker afhankelijke drager zal de pacemaker meestal hoger,conform de behoeften worden ingesteld al dan niet in combinatie met een sensor die ook bij inspanning de drager van een passende hartfrequentie kan voorzien. Bij de CRT-D (en CRT-P) is het doel een zo hoog mogelijk percentage pacing te bereiken (>97%) om de drager zoveel mogelijk van de resynchronisatie te kunnen laten profiteren.


Referenties

  1. Hoffa M,Ludwig C., Ztschrft Rat Med 1850; 9:107

    [Hoffa]
  2. Prevost J, Batelli F. La mort par les courants electriques: courant alternative a bas voltage. J Physiol Path Gen. 1899; 1: 399–412.

    [Prevost]
  3. Beck C, Pritchard W, Heil H. Ventricular fibrillation of long duration abolished by electric shock. JAMA. 1947; 135: 985–986.

    [Beck]
  4. Mirowski M, Reid PR, Mower MM, Watkins L, Gott VL, Schauble JF, Langer A, Heilman MS, Kolenik SA, Fischell RE, and Weisfeldt ML. Termination of malignant ventricular arrhythmias with an implanted automatic defibrillator in human beings. N Engl J Med. 1980 Aug 7;303(6):322-4. DOI:10.1056/NEJM198008073030607 | PubMed ID:6991948 | HubMed [Mirowski]
  5. Mirowski M and Mower MM. Transvenous automatic defibrillator as an approach to prevention of sudden death from ventricular fibrillation. Heart Lung. 1973 Nov-Dec;2(6):867-9. PubMed ID:4490731 | HubMed [Mirowski1]
  6. Passman, Kadish. Circulation. 2007;116:561-571.

    [Passman]
  7. DiMarco JP. Implantable cardioverter-defibrillators. N Engl J Med. 2003 Nov 6;349(19):1836-47. DOI:10.1056/NEJMra035432 | PubMed ID:14602883 | HubMed [DiMarco]

Alle samenvattingen van Medline: PubMed | HubMed

Externe links