Myocardischemie

Wanneer een stuk hartspier niet voldoende zuurstof en voedingsstoffen krijgt ontstaat er ischemie, in de praktijk vaak 'zuurstofgebrek' genoemd. Ischemie kan o.a. veroorzaakt worden door:

  • Een vernauwing of afsluiting van een kransslagvat.
  • Een snelle hartritmestoornis, waardoor de behoefte aan energie groter is dan het aanbod

Als de myocardischemie langer aanhoudt, sterven er hartspiercellen: een hartinfarct. Daarom is het belangrijk om ischemie vroegtijdig te herkennen op het ECG.

Ernstige ischemie geeft vaak al binnen enkele minuten veranderingen op het ECG. Terwijl de ischemie aanhoudt, ontstaan en verdwijnen er ECG veranderingen. Daardoor is het mogelijk een inschatting te geven van de duur van de ischemie, wat weer belangrijk is voor de behandeling.

Verschijnselen van myocardischemie: beklemmende pijn midden op de borst, achter het borstbeen, vaak uitstralend naar de onderkaak of linkerarm - doodsangst - pijn begint vaak in rust en houdt langdurig aan - misselijkheid - braken - shock (zichtbaar als bleekheid, lage bloeddruk, snelle zwakke pols) - hartritme stoornissen


Het ECG verloop tijdens aanhoudende ischemie

Tijdsverloop van het ECG:

minuten:

  • Hyperacute T toppen. In de eerste minuten van ernstige ischemie ontstaan spitse, hoge T toppen, vaak het best te zien in de voorwandsafleidingen.
  • ST-elevatie

uren:

uren en dagen:

ter illustratie  

De diagnose hartinfarct

De diagnose acuut hartinfarct wordt niet alleen gesteld op basis van het ECG. Er is sprake van een hartinfarct als:

    • Hartenzymen (CKMB of Troponine T) in verhoogde mate worden aangetroffen in het bloed en 1 van de volgende:
    • De patiënt klachten heeft van een infarct
    • Het ECG ST elevatie of depressie vertoond
    • Er op het ECG pathologische Q golven ontstaan
    • Er een coronaire interventie heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld een stent plaatsing)

Hartenzymen zijn dus belangrijker dan ECG afwijkingen. De hartenzymen zijn echter pas 5-7 uur na het begin van een hartinfarct in verhoogde mate in het bloed aan te tonen. Met name in de eerste uren van een hartinfarct is het ECG dus wel belangrijk. Ook kan een doorgemaakt hartinfarct worden aangetoond door de aanwezigheid van pathologische Q golven (afwezigheid van pathologische Q-golven--> Subendocardial infarct).

De plaats van het hartinfarct

Met het ECG kan men vaststellen of er een kransslagader vernauwd is en dus waar de bloedtoevoer verminderd is. Dit is van belang omdat de gevolgen van bijvoorbeeld een voorwandinfarct en een onderwandinfarct verschillen: de voorwand levert de belangrijkste bijdrage aan de pompfunctie en uitval zal dus lijden tot een bloeddrukdaling en hartslagversnelling en op de lange termijn tot hartfalen. Een onderwandinfarct gaat vaak gepaard met een polsvertraging doordat de sinusknooparterie te weinig doorbloed wordt, op de lange termijn is het effect op de conditie minder groot omdat de bijdrage van de onderwand aan de pompfunctie minder is. De meeste MI zijn in de linker ventrikel gelokaliseerd.

Het hart wordt door de rechter en linker coronair vaten voorzien van zuurstof en nutrienten. Het linker coronairvat (de hoofdstam) splits zich in de LAD (left anterior descending artery). Deze geeft vervolgens de ramus circumflexus (RCX) af. De rechter coronair arterie (RCA) geeft de ramus descendens posterior (RDP) af (rechts dominant hart). Het is ook mogelijk dat de ramus descendens posterior door de arteria circumflexa wordt gevoed. Dit noemt men een links dominant hart.


voorwand

Omvat het voorste (anterior) deel van het hart en een deel van het kamerseptum. Het ECG registreerd hierbij ST-elevaties en Q's. Wordt door de LAD van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in de precordiale afleidingen V2 t/m V4V5
ST-elevatie in afleidingen V1-V6, I an aVL


 
anteriorinfarcten


septaal

Omvat het kamerseptum. Deze wordt door de LAD van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in V1 en V2 met afwezige septum-Q in V5 en V6

lateraal

Omvat de laterale zijde van de linkerkamer (linker zijkant van het hart). Deze wordt door de RCX bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in I, aVL en V6

onderwand

Dit deel (inferior) rust op het diafragma en wordt door de RCA van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

pathologische Q in II, III en aVF

achterwand

Hierbij worden hoge R-toppen en ST-depressies in V1 en V2 geregistreerd. De achterwand (posterior) wordt door de RCA van bloed voorzien. ECG-kenmerken:

R in V1 > S in V1; R in V1 >0,04 sec; positieve T in V1-V3
 
posteriorinfarcten


rechter ventrikel

Wordt gezien bij een proximale afsluiting van RCA.

 ST-elevatie >1 mm mn in afleiding V4