Mechanismen van ritmestoornissen

Uit ECGpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Verkeerde impulsvorming

Hierbij gaat er iets mis bij de impulsvorming. Dit kan met een verkeerde frequentie zijn, bijvoorbeeld bij een symptomatische sinusbradycardie, maar meestal is het probleem dat het op de verkeerde plaats gebeurt, zoals bij een ectopische pacemakers, die een

Abnormale automaticiteit

In de sinusknoop bevinden zich spontaan vurende cellen, de pacemakercellen, dit is normale automaticiteit. Bij abnormale automaticiteit gaan andere hartcellen spontaan vuren. In principe zijn alle hartcellen hiertoe in staat. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de sinusknoop uitvalt (bijvoorbeeld door ischemie) en andere atriale cellen deze taak overnemen. Er ontstaat dan een atriaal ritme.

Triggered activity

Bij triggered activity vuren cellen twee keer, terwijl ze maar één keer gestimuleerd zijn. Dit is meestal het gevolg van zogenaamde nadepolarisaties (early of delayed afterdepolarisations EAD's / DAD's) door electrische onstabiliteit in de hartcelmembraam. Een typisch voorbeeld hiervan is Torsade de pointes.

Verkeerde impulsgeleiding

Geleidingsvertraging

Hierdoor kan het hartritme te traag worden zoals bij een AV geleidingsstoornis met een AV blok. Als binnen de ventrikels de geleiding te traag gaat, ontstaat er een breed QRS complex met een linker of rechter bundeltakblok. Door re-entry kunnen ook snelle ritmestoornissen ontstaan door een lokaal geleidingsblok.

Re-entry

Re-entry. Een voorwaarde voor re-entry is dat er een signaal via twee paden kan lopen (slow en fast. Een typische AV nodale re-entry ontstaat wanneer het snelle pad geblokkeerd is doordat het refractair is na bijvoorbeeld een boezemextrasystole. Tegen de tijd dat het signaal via het trage pad de staart van het snelle pad treft, is de refractaire periode voorbij en kan deze in omgekeerde richting (van onder naar boven in de afbeelding) gaan geleiden. Hierdoor ontstaat een cirkel die zichzelf in stand houdt: re-entry.

Re-entry kan ontstaan als een electrisch signaal via verschillende paden geleid kan worden. Dit is bijvoorbeeld het geval als een ziek stuk hart, bijvoorbeeld door een hartinfarct, vertraagd geleid. Om een cirkelbeweging te krijgen zijn in principe twee hartslagen nodig:

  1. Het electrische signaal splitst zich in twee wegen. Het deel dat via het gezonde hartweefsel gaat, geleidt normaal. Het deel dat door het zieke hartweefsel gaat, geleidt vertraagd. Het normaal geleide signaal treft ook de 'achterkant' van het trage pad. Het trage pad wordt van twee kanten ge-exiteerd en het signaal dooft uit.
  2. Als nu snel (bijvoorbeeld een vroege extrasystole) een nieuw signaal komt, is het trage hartweefsel daar al klaar voor (gerepolariseerd), het snelle pad is echter nog refractair: het kan niet ge-exiteerd worden (uni-drectioneel blok). Tegen de tijd dat het traag geleide signaal weer de achterkant van het snelle pad tegenkomt, is dit wel weer klaar voor de volgende slag en zo wordt het snelle pad 'in zijn staart' ge-exiteerd. Het signaal gaat door het snelle pad en komt uiteindelijk weer het trage pad tegen dat zit te wachten op de volgende slag. Dit wordt ge-exiteerd en zo ontstaat een cirkel als een slang die in zijn staart bijt. Deze snelle pulsgenerator kan leiden tot bijvoorbeeld een ventrikeltachycardie, maar het meest voorkomende voorbeeld is AV nodale re-entry tachycardie.