WPW: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 57: | Regel 57: | ||
<biblio> | <biblio> | ||
#cosio pmid=10413636 | #cosio pmid=10413636 | ||
</biblio> | </biblio> |
Versie van 9 nov 2009 19:12
Dit is onderdeel van het hoofdstuk: Supraventriculaire ritmestoornissen |
Wolff-Parkinson White (WPW-syndroom)
In 1930 beschreven Louis Wolff, Sir John Parkinson en Paul Dudley White 11 patiënten, die aanvalsgewijze tachycardiën hadden met 2 afwijkingen op het ECG: een korte PQ tijd en een delta-golf. Er wordt sindsdien gesproken van het Wolff-Parkinson-White syndroom bij patiënten die klachten hebben van syncope en / of tachycardiën en een WPW patroon op het ECG hebben. Niet alle patiënten met een WPW patroon op het ECG hebben klachten: zij hebben dus geen WPW syndroom. De prevalentie van het WPW patroon is ongeveer 0.15-0.25%.
Het WPW patroon wordt veroorzaakt door een extra geleidende verbinding (accessoire bundel) tussen de boezems en hartkamers (dus naast de AV-knoop). Het gedeelte van de hartkamers waar deze extra verbinding uitkomt wordt eerder geactiveerd. Op het ECG is dit te zien als een delta golf. Het QRS-complex is iets verbreed (> 0.1 sec). Ook is de PQ tijd verkort (< 0.12 sec). Door naar de vorm van de delta golf te kijken, kan je zien waar de bundel zich bevindt (bv. linker boezem naar linker kamer, rechter boezem naar rechter bundeltak, rechter boezem naar rechter kamer).
Het gevaar van een accessoire bundel is dat er tachycardiën kunnen ontstaan. Er zijn twee soorten tachycardie mogelijk:
- Een atrioventriclaire tachycardie, waarbij de geleiding van de kamers, via de bundel, terug gaat naar de boezems. Deze snelle ritmestoornissen (> 200/min) kunnen ontaarden in ventrikelfibrilleren en plotselinge hartdood.
- Een supraventriculaire tachycardie met 1:1 geleiding door de accessoire bundel. Een typisch voorbeeld is boezemfibrilleren. Boezemfibrilleren bij WPW kan een snelle irregulaire tachycardie geven: Fast, Broad & Irregulair (FBI). Deze kan ontaarden in ventrikelfibrilleren.
In de praktijk is het daarom belangrijk onderscheid te maken tussen benigne en maligne accessoire bundels.
Kenmerken van een benigne accessoire bundel
- Intermittend WPW-patroon op een Holter registratie
- Plotseling verdwijnen van het preëxitatiepatroon tijdens het inspanningsonderzoek
- Mogelijkheid tot blokkade preëxcitatie met behulp van medicatie (met name natriumkanaalblokkers)
Kenmerken van een maligne accessoire bundel
- Het optreden van zeer snelle tachycardiën tijdens spontane aanvallen van boezemfibbrileren (> 240 slagen / min).
WPW kan behandeld worden door de accessoire bundel kapot te maken tijdens een ablatie.[1] Afhankelijk van de soort ritmestoornissen die optreden kan medicamenteuze behandeling helpen.
Localisatie van de accesoire bundel
Door nauwkeurig naar de vorm van de delta golf te kijken in de verschillende afleidingen is het mogelijk om de plaats van de accessoire bundel te bepalen. Hiervoor zijn verschillende algoritmen ontwikkelt.
Voorbeelden
Referenties
- Cosío FG, Anderson RH, Becker A, Borggrefe M, Campbell RW, Gaita F, Guiraudon GM, Haïssaguerre M, Kuck KJ, Rufilanchas JJ, Thiene G, Wellens HJ, Langberg J, Benditt DG, Bharati S, Klein G, Marchlinski F, and Saksena S. Living anatomy of the atrioventricular junctions. A guide to electrophysiological mapping. A Consensus Statement from the Cardiac Nomenclature Study Group, Working Group of Arrythmias, European Society of Cardiology, and the Task Force on Cardiac Nomenclature from NASPE. North American Society of Pacing and Electrophysiology. Eur Heart J. 1999 Aug;20(15):1068-75. DOI:10.1053/euhj.1999.1657 |