Boezemflutter

Uit ECGpedia
Versie door Ivos (overleg | bijdragen) op 8 jul 2017 om 22:21
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit is onderdeel van het hoofdstuk: Supraventriculaire ritmestoornissen
Atriumflutter
Rhythm atrial flutter1.png
Atriale frequentie 250-350/min.
Ventriculaire frequentie 75-150/min. (3:1- of 2:1-blok)
Regelmaat regelmatig (soms wisselend blok)
Oorsprong ritme atria (SVT)
P-top negatieve zaagtand in afleiding II bij typische flutter
Effect van adenosine tijdelijke, verminderde geleiding (bv 4:1)
Voorbeeld-ecg: De pijltjes geven de fluttergolven aan. Er is hier dus sprake van een wisselend 2:1- en 3:1-blok. Aflutr ecg.jpg

Een boezemflutter is een vorm van een supraventriculaire ritmestoornis. Boezemflutter gaat vaak gepaard met een snelle ventrikelrespons en dus tachycardie. Bij een boezemflutter is er sprake van een re-entry-circuit in de boezems en wordt daarom ook wel een atriale macro-re-entrytachycardie genoemd. Een boezemflutter wordt meestal geïnitieerd door een boezemextrasystole. Het re-entry-circuit volgt meestal een en hetzelfde pad. Daardoor is boezemflutter een relatief stabiel hartritme maar het kan ook overgaan in boezemfibrilleren.

Op het ecg is boezemflutter te herkennen aan een snelle zaagtand, die met name in afleiding II en V1 goed te zien is. De vorm van de zaagtand is afhankelijk van het circuit van de fluttergolf door de atria.

Boezemflutters worden ingedeeld in twee categorieën:

  • De typische vorm, of type I. Type-I-flutters worden verder onderverdeeld in:
    • counterclockwise-boezemflutter
    • clockwise-boezemflutter
  • De atypische vorm, of type II.

De type-I-flutter, ook wel typische flutter of common-type-flutter genoemd, heeft een atriale frequentie van 240 tot 350 slagen/min. Deze frequentie kan vertragen tot ongeveer 200 slagen/min. bij gebruik van antiaritmica zoals amiodarone en flecaïnide.

Het re-entry-pad draait een cirkel in het rechteratrium. Het pad loopt via de isthmus (het gebied tussen de vena cava inferior en de tricuspidalisklep) en draait een cirkel rond de tricuspidalisannulus. Er zijn twee varianten van de type-I-flutter:

  • De counterclockwise-boezemflutter is de meest voorkomende vorm. Het pad draait een cirkel rond de tricuspidalisannulus tegen de klok in (de klokrichting wordt bepaald, kijkend vanaf het voeteneinde van de patiënt). Hierbij zijn de fluttergolven negatief in II, III en AVF.
  • Bij de minder vaak voorkomende clockwise-boezemflutter is de fluttergolf positief in II, III en AVF. Het pad draait een cirkel rond de tricuspidalisannulus met de klok mee.

Bij een type-II-flutter volgt het flutterpad een alternatieve route. De flutter is meestal sneller, zo'n 340-430 slagen/min. Er zijn diverse, alternatieve routes beschreven. Enkele voorbeelden zijn:

  • een circuit rond de mitralisklep in het linkeratrium
  • rond een chirurgisch litteken na een openhartoperatie
  • rond een litteken van een eerdere ablatie in de atria
  • complexe circuits, bijvoorbeeld een achtvormig circuit door het rechter- en linkeratrium.

Aangezien de AV-knoop de hoge atriale frequentie niet kan doorgeleiden, is er sprake van partiële geleiding van het boezemsignaal. Het boezemsignaal wordt 1:1, 2:1, 3:1 of 4:1 voortgeleid naar de ventrikels, resulterend in een hartfrequentie van 300 (zeldzaam), 150, 100 of 75/min. Vaak is er sprake van een wisselend blok van de AV-knoop en daardoor bijvoorbeeld dan weer een 2:1- of 3:1-geleiding.

Voorbeelden