Ventrikeltachycardie
Dit is onderdeel van het hoofdstuk: Ventriculaire ritmestoornissen |
Opeenvolging van 3 of meer ventriculaire slagen. De frequentie moet hoger zijn dan 100/min., meestal 150-250/min.
Een ventrikeltachycardie ontstaat vaak rond een litteken in het hart of bij elektrolytenstoornissen of ischemie. Het komt vaak voor bij oudere patiënten die in het verleden een hartinfarct hebben gehad (en dus een litteken). Tijdens een ventrikeltachycardie pompt het hart vaak slechter dan tijdens sinusritme. Dan ontstaat hypotensie en een bewustzijnsdaling. Een ander probleem is dat een VT kan overgaan in ventrikelfibrilleren, waarbij het hart helemaal niet meer pompt.
Ventrikeltachycardie kan als volgt ingedeeld worden:
- Non-sustained VT: drie of meer ventriculaire slagen met een maximale duur van 30 seconden.
- Sustained VT: een ventrikeltachycardie die langer dan 30 seconden duurt (of die binnen 30 seconden beëindigd is door middel van een elektrische schok, omdat de bloeddruk wegviel).
- Monomorfe VT: alle ventriculaire slagen hebben dezelfde configuratie.
- Polymorfe VT: de ventriculaire slagen hebben een continu wisselende vorm. Het RR-interval is 180-600 ms (vergelijkbaar met een hartfrequentie van 100-333/min.). Heeft een groot risico te ontaarden in ventrikelfibrilleren.
- Biphasische of bidirectionele VT: de ventriculaire slagen veranderen van configuratie van complex tot complex. Het RR-interval (cycluslengte) tussen de slagen is 180-600 ms (komt overeen met een frequentie van 100-333 slagen/min.). Geassocieerd met digoxine-intoxicatie en lange-QT-syndroom
Het onderscheid van een ventrikeltachycardie en een supraventriculaire tachycardie met aberrante geleiding kan lastig zijn. Dit wordt besproken in het hoofdstuk breed-complextachycardieën.
Lokalisatie van de oorsprong van de VT op het ecg
Dit onderwerp wordt besproken op de Engelstalige site.
Voorbeelden
Ventrikeltachycardie van 140/min. met een linkerbundeltakblokconfiguratie en linkerhartas.
Ventrikeltachycardie van 250/min. met een rechterbundeltakblokconfiguratie en rechterhartas.
Ventrikeltachycardie van 150/min. met een rechterbundeltakblokconfiguratie en rechterhartas. Let op het 5e en 6e complex van rechts. Dit zijn fusiecomplexen.
Ventrikeltachycardie van 145/min. met een rechterbundeltakblokconfiguratie en linkerhartas.