Boezemflutter
Dit is onderdeel van het hoofdstuk: Supraventriculaire ritmestoornissen |
Een boezemflutter is een vorm van een supraventriculaire ritmestoornis. Boezemflutter gaat vaak gepaard met een snelle ventrikelrespons en dus tachycardie. Bij een boezemflutter is er sprake van een re-entry circuit in de boezems. Een boezemflutter wordt meestal geiïnitieerd door een boezemextrasystole. Het re-entry circuit volt meestal een en hetzelfde pad. Daardoor is boezemflutter een relatief stabiel hartritme, maar het kan ook overgaan in boezemfibrilleren.
Op het ECG is boezemflutter te herkennen aan een snelle zaagtand, die met name in afleiding II en V1 goed te zien is. De vorm van de zaagtand is afhankelijk van het circuit van de fluttergolf door de atria.
Er zijn twee veel voorkomende boezemflutters:
- De typische vorm, of type I.
- De atpische vorm, of type II.
De type I flutter, ookwel typische flutter of common type flutter genoemd, heeft een atriale frequentie van 240 tot 350 slagen / min. Deze frequentie kan trager zijn bij gebruik van antiaritmetica.
Het re-entry pad draait een cirkel in het rechter atrium. Het pad loopt via de isthmus (het gebied tussen de vena cava inferior en de tricuspidalisklep). Er zijn twee varianten van de type I flutter:
- De counterclockwise boezemflutter is de meest voorkomende vorm. Hierbij zijn de fluttergolven negatief in II, III en AVF.
- Bij de minder vaak voorkomende clockwise boezemflutter is de fluttergolf positief in II, III en AVF.
Bij een type II flutter volgt het flutterpad een andere route. De flutter is meestal ook sneller, zo'n 340-430 slagen / min.
Aangezien de AV knoop de hoge atriale frequentie niet kan doorgeleiden, is er sprake van partiële geleiding van het boezemsignaal. Het boezemsignaal wordt 1:1, 2:1, 3:1 of 4:1 voorgeleid naar de ventrikels, resulterend in een hartfrequentie van 300 (zeldzaam), 150, 100 of 75/min. Vaak is er sprake van een wisselend blok van de AV knoop en daardoor bijvoorbeeld dan weer een 2:1, of 3:1 geleiding.