Pacemakers

Versie door Ivos (overleg | bijdragen) op 10 jul 2017 om 18:26
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Auteur J.S.S.G. de Jong
Co-Auteur
Moderator J.S.S.G. de Jong
Supervisor
Lees meer over auteurschap op ECGpedia

Een pacemaker worden geïmplanteerd als de pulsvorming of pulsgeleiding van het hart gestoord is. Pacemakerritme is op het ecg te herkennen aan pacemakerspikes, verticale lijntjes die de elektrische pulsen van de pacemaker weergeven. Deze zijn over het algemeen bij unipolaire pacing duidelijker zichtbaar dan bij bipolaire pacing.

Een gebruikte DDDr-pacemaker
Ventriculaire pacemakerspikes
atriaal gesenst, ventriculair gepacet ritme
DDD gepacet ritme
'On demand' ventriculair gepacet ritme

In het eerste voorbeeld rechts worden de atria gepacet, zodat het QRS pas volgt nadat het signaal door de AV-knoop vertraagd is. In het tweede voorbeeld worden de ventrikels direct gepacet. Aangezien dit vrijwel altijd in de rechterventrikel gebeurt, heeft het QRS-complex een LBTB-patroon als in de apex wordt gepacet. Ligt de lead in het septum of RVOT, dan kan het QRS-complex ook licht verbreed tot vrijwel normaal zijn.

Pacemakercodering

Pacemakers worden vaak aangeduid met een NASPE-code, die bestaat uit 3-5 letters.

The revised NASPE/BPEG generic code for antibradycardia pacing[1]
I II III IV V
Gepacete kamer Sense kamer Reactie op sense Rate modulation Multisite pacing
O = None O = None O = None O = None O = None
A = Atrium A = Atrium T = Triggered R = Rate modulation A = Atrium
V = Ventrikel V = Ventrikel I = Inhibited V = Ventrikel
D = Dual (A+V) D = Dual (A+V) D = Dual (T+I) D = Dual (A+V)

Veel voorkomende typen pacemakers:

  • AAI: de pacemaker pacet in de boezem als het ritme daar te traag wordt. Wordt toegepast bij Sick Sinus Syndrome en intacte AV-geleiding.
  • VVI: de pacemaker pacet in de ventrikel als het ritme daar te traag wordt. Bij chronisch atriumfibrilleren met trage of ontbrekende voortgeleiding of na AV-knoopablatie.
  • VDD: de pacemaker detecteert of er depolarisatie plaatsvindt in het atrium of de ventrikel, maar kan alleen in de ventrikel pacen. Effectief in geval van gezonde sinusknoop met gestoorde of ontbrekende AV-geleiding.
  • DDD: de pacemaker detecteert of er depolarisatie plaatsvindt in het atrium of in de ventrikel en kan in beide compartimenten pacen
  • AAIR, VVIR, DDDR: zie boven, deze pacemakers kunnen ook lichamelijke activiteit detecteren en de hartfrequentie aanpassen. Dit kan bijvoorbeeld m.b.v. accelerometer (counts a.g.v. beweging) of op basis van gemeten QT-tijd (fysiologisch) of AMV (ademminuutvolume).
  • Biventriculaire pacemakers (CRT-P): leads in beide ventrikels om synchronie tussen de beide kamers te optimaliseren. Bijvoorbeeld bij een linkerbundeltakblok of hartfalen. Dit is in het kader van CRT (cardiac resynchronisation therapy)
  • ICD (Internal Cardioverter Defibrillator): is in staat ventrikeltachycardie/ventrikelfibrilleren te detecteren en te behandelen.
  • Biventriculaire pacemakers in combinatie met ICD (CRT-D)

Externe links

Heart Rhytm Society

Referenties

  1. Bernstein AD, Daubert JC, Fletcher RD, Hayes DL, Lüderitz B, Reynolds DW, Schoenfeld MH, and Sutton R. The revised NASPE/BPEG generic code for antibradycardia, adaptive-rate, and multisite pacing. North American Society of Pacing and Electrophysiology/British Pacing and Electrophysiology Group. Pacing Clin Electrophysiol. 2002 Feb;25(2):260-4. DOI:10.1046/j.1460-9592.2002.00260.x | PubMed ID:11916002 | HubMed [Bernstein]